Menu

Nieuws

De Meester van Coudewater

In januari 1875 klopten twee heren aan bij het klooster van de Birgittinessen in Uden. De ene was de architect Pierre Cuypers, de ander was jonkheer Victor de Stuers. Ze kwamen de inboedel bekijken. Misschien zat er iets tussen voor de collectie van het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst in Den Haag. Enthousiast maakte De Stuers aantekeningen. Spoedig kwam hij met het voorstel tot aankoop van een fors aantal objecten.

De zusters hadden het niet breed. Ze vroegen toestemming aan de bisschop van Den Bosch. Ze benadrukten dat het ging om wat ‘verminkte antieke beelden’ en wat 'vermolde en voor religieuzen genoegzaam doelloze voorwerpen’. De bisschop ging akkoord en de koop werd gesloten voor nog geen 2000 gulden. In datzelfde jaar verhuisden de vijftig objecten, waaronder vijfentwintig beelden, naar Den Haag. In 1883 werden ze overgebracht naar het nieuwe Rijksmuseum in Amsterdam. De collectie gaf een goede indruk van het monastieke kunstklimaat in een abdij rond 1500. Om welke abdij het ging? Om de Birgittijnse abdij Mariënwater, gelegen op Landgoed Coudewater, waaruit de zusters in 1713 waren weggevlucht naar Uden. 

De hand van de meester
Onder de beelden waren er enkelen die de hand verrieden van één meester. Men ging ze als één familie zien. Na vele pogingen om de naam en herkomst van de kunstenaar te achterhalen, verlegde men het accent. Men zocht niet langer naar de maker, maar ging uit van de plaats waar ze van afkomstig waren. En zo werden de beelden toegewezen aan de kunstenaar, of mogelijk het atelier met de verzamelnaam: de Meester van Coudewater. De familie die De Stuers verwierf bestond uit vier beelden: Catharina, Barbara, de evangelist Johannes en de aartsengel Michaël.

Middeleeuwse spiritualiteit
Het beeld op bovenstaande foto is het Barbarabeeld. Het Barbarabeeld toont St. Barbara van Nicodemië. Zij leefde in de 3e eeuw, in Klein Azië. Haar heidense vader sloot haar op in een toren. Hij wilde niet dat jonge mannen naar haar hand dongen. Hij bouwde zelfs een badhuis speciaal voor haar. Stiekem werd ze christen. Toen haar vader haar bekering bemerkte, onthoofdde hij haar. Daarop werd hij zelf door de bliksem getroffen. Het beeld laat zien hoe Barbara haar vader vertrapt.

De oneindige liefde voor Christus, de volledige overgave en de uiteindelijke overwinning op het lijden, dat is wat de beelden vertellen en wat de maagden van Coudewater zo aansprak. Zijzelf hadden immers ook gekozen voor zo’n leven van overgave, afzondering en gebed. En nu zijn de beelden van de meester van Coudewater weer in bruikleen gegeven aan het Museum Krona in Uden en daarmee keerden ze als pronkstukken terug op de plek waarvan ze in 1875 als ‘verminkte antieke beelden’ werden meegenomen.

Dit stuk is geschreven in samenwerking met historicus Henk van de Goor.
De foto van het Barbarabeeld is afkomstig uit de Rijksstudio van het Rijksmuseum